top of page

2

Rozenkruis en Gnosis

​

Een onsterfelijk beginsel in de mens

Van alle schepselen in de natuur is alleen de mens tweevoudig, zo stelt Pymander vast. 

Enerzijds is daar in het menselijke stelsel de zaadkorrel der onsterfelijkheid, de geestvonk, ook wel aangeduid als de roos van het harten; anderzijds is daar het sterfelijke menswezen, de natuurgestalte.

(J. van Rijckenborgh, De Egyptische Oergnosis, deel I, 3e dr., hfst. VIII, blz. 69/70)

Twee levensvelden

Pymander heet het eerste hoofdstuk van het Corpus Hermeticum, een wijsheidsboek uit de oudheid. In dit boek vinden we een tweegesprek tussen Hermes en een mysterieus wezen, dat zich Pymander of gids noemt.

Niet alleen bij Hermes, maar in veel geschriften in de universele wijsheidsleer wordt verwezen naar tweenatuurorden of levensvelden. Een stoffelijk levensveld, de aardse natuur, ook wel dialectiek genoemd, waarin alles wat ontstaat ook weer vergaat en die door tegenstellingen wordt gekenmerkt. Daarnaast bestaat er een goddelijk levensveld, de godsnatuur; hierin is eenheid en eeuwige wording.

 

Men kan van beide natuurorden zeggen dat er een goddelijke wet heerst, hoewel de wet van de dialectiek eenlagere is dan die van het goddelijke levensveld. 

 

De aardse natuur is het levensveld waar alles tijdelijk is en aan voortdurende verandering onderworpen. De goddelijke natuur is de bron van alles wat eeuwigheidswaarde heeft. Zij is onkenbaar en niet in woorden uit tedrukken. Als we er toch woorden aan willen geven, dan zouden we het liefde, licht en kracht kunnen noemen.

 

De twee levensvelden zijn van elkaar gescheiden, niet door plaats of tijd, maar door een verschil in vibratie. Een verschil, zo groot, dat het niet zonder meer te overbruggen is.

De universele wijsheidsleer, zoals deze nu wordt uitgedragen door de School van het Gouden Rozenkruis, gaat ervan uit dat de mens behoort tot beide naturen, tot zowel de godsnatuur, het goddelijke levensveld, als tot de aardse, stoffelijke natuur, de dialectiek. 

 

Pymander zegt: Van alle schepselen in de natuur is alleen de mens tweevoudig. In het menselijke stelsel (microkosmos) is een zaadkorrel van het onsterfelijke, de geestvonk, aanwezig. Tegelijk leeft er ook een sterfelijke mens in met zijn natuurgestalte.

 

Wij zijn als sterfelijke mensen verbonden met deze vergankelijke, aardse natuur. Maar naar de geestkern zijn we verbonden met de onvergankelijke natuur. Want een mens is meer dan alleen zijn lichaam, meer dan vlees en bloed.Hij is onderdeel van een groter stelsel, een microkosmos of kleine wereld. 
De uitspraak: God schiep de mens (microkosmos) naar zijn beeld en gelijkenis, vindt hierin zijn oorsprong.

 

Nu kan er in een mensenleven een moment aanbreken, waarop er zóveel verlangd en nagestreefd is binnen deze stoffelijke natuur, dat de vraag naar boven komt: wat is de werkelijke zin van mijn leven?

 

De rozenknop

De kern van het menselijke stelsel is verbonden met zijn goddelijke oorsprong. Deze kern wordt ook symbolisch rozenknop genoemd. Een knop is het nog maar, maar met de belofte van ontwikkeling, van bloeien. We zijn oorspronkelijk uit het goddelijke geboren. We zijn echter verbroken geraakt van onze oorsprong en ons er ook niet meer bewust van. De rozenknop in ons is latent en slapend geworden en de mens kan door zijn ik-gerichtheid het goddelijke niet meer waarnemen. 

 

Als de rozenknop aangeraakt wordt door het licht, kan er een nieuw verlangen ontstaan. Dit gebeurt op het moment dat ons oude ego-streven op een dood punt is aangeland en we gaan beseffen dat we niet meer weten hoeverder te gaan. De natuurlijke eigenschappen van ons ego, zoals eerzucht, verlangen naar macht, ik-centraliteit en dergelijke, worden steeds meer gezien als belemmeringen in plaats van als hulp op de weg naar levensvervulling.

 

Het leven in deze tweevoudigheid, zowel aards als in de kern ook goddelijk, is ons geschonken met als doel om de geestvonk te wekken en om weer oorspronkelijke, mensen te worden. Het leven is daarom ook een leerschool voor ons, zodat we langzaamaan gaan beseffen dat alleen het goddelijke ons kan bevrijden en het ware geluk kan schenken. 

 

In het hart ontstaat dan ruimte en stilte, waardoor we de stem uit het andere levensveld kunnen vernemen. Een levensveld waarvan Jezus in de Bijbel zegt:

Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.

 

Zoek niet buiten u wat binnen in u is.

Ons leven is een geschenk, het is ons gegeven. Wat leven in de kern is kunnen wij niet vatten. Als een vuur brandt het in ons, wij voelen dat onophoudelijk in ons. De liefde en het respect, de warmte die het leven ons verschaft, schenken ons de vreugde van het leven.

 

Maak niet de fout wat binnen is te zoeken met wat buiten is, met uiterlijke ogen te kijken naar wat binnen is. Want wanneer wij bijvoorbeeld alleen met onze stoffelijke ogen naar de wereld kijken is God nergens te zien. 

Hoe kan het oog waardoor gekeken wordt zichzelf zien, zegt de mysticus. Als we zien met innerlijk of spiritueel begrip is God plotseling overal.

​

​

bottom of page